Bij de interpretatie van de jaarcijfers is het belangrijk om het aantal verrichte dierproeven niet te verwarren met het aantal ingezette proefdieren. Dus: aantal dierproeven ≠ aantal proefdieren.
Een dierproef vergt inderdaad een proefdier, maar zodra hetzelfde dier wordt ingezet voor een volgende proef is er sprake van twee dierproeven en nog steeds van één proefdier. Met sommige proeven is dit mogelijk, of zelfs aan te raden, om zo minder proefdieren gebruiken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het trainen van studenten diergeneeskunde in het doen van medisch onderzoek bij dieren. Andersom zijn er proefdieren die nooit in een dierproef terecht komen omdat ze onvoorzien overtollig zijn. Dit wordt zoveel mogelijk voorkomen. Vooral door de invloed van het onderwijs ligt het aantal ingezette proefdieren over het algemeen lager dan het aantal verrichte dierproeven.
Ook komt het voor dat lichaamsmaterialen van gedode proefdieren worden gebruikt voor onderzoek of onderwijs, zodat daarvoor geen nieuwe proefdieren nodig zijn.